3.8. Come quarta deroga, al fine di completare l'incremento naturale e di garantire il rinnovo del patrimonio, in mancanza di animali ottenuti con metodi biologici e unicamente con l'autorizzazione dell'organismo o dell'autorità di controllo, possono essere introdotti annualmente, entro un massimo del 10 % del bestiame bovino o equino adulto (comprese le specie Bubalus e Bison) e del 20 % del bestiame suino, ovino o caprino adulto dell'azienda, animali - ad esempio animali di sesso femminile (nullipari) - provenienti da allevamenti non biologici.
3.8. Als vierde afwijking mogen vrouwelijke dieren die nog niet geworpen hebben en die afkomstig zijn van niet-biologische veehouderijen in aantallen van maximaal 10 % van de volwassen paardachtigen of runderen (met inbegrip van bubalus en bison) en 20 % van de volwassen varkens, schapen en geiten per jaar worden binnengebracht ter aanvulling van de natuurlijke aanwas en voor de vernieuwing van de veestapel of het bestand, indien er geen via de biologische productiemethode gehouden dieren verkrijgbaar zijn en uitsluitend met toestemming van de controleautoriteit of -instantie.