L’aeromobile, compresi gli impianti, l’equipaggiamento e le pertinenze necessarie per la certificazione del tipo, o richieste dalle norme operative, deve funzionare come previsto alle condizioni d’impiego prevedibili per l’intero inviluppo operativo dell’aeromobile stesso, con un sufficiente margine di sicurezza, tenuto conto dell’ambiente operativo degli impianti, dell’equipaggiamento o della pertinenza.
Het luchtvaartuig, met inbegrip van de systemen, apparatuur en uitrusting die vereist zijn voor de typecertificatie, of op grond van de vluchtuitvoeringsvoorschriften, moeten onder alle verwachte vluchtuitvoeringsomstandigheden binnen de operationele begrenzingen van het luchtvaartuig, met een voldoende ruime marge, de beoogde werking hebben, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met de gebruiksomgeving van het systeem, de apparatuur en de uitrustingsstukken.