Il sig. van den Broek ha quindi descritto la politica comunitaria, mirante a fare del rispetto per i diritti dell'uomo e per le libertà fondamentali un "elemento essenziale" dei suoi accordi quadro con paesi terzi, come espressione di un'aspirazione diffusa che dovrebbe dare impulso al progresso mediante sforzi congiunti.
De heer van den Broek omschreef het beleid van de Gemeenschap om de inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden tot een "essentieel onderdeel" te maken van haar kaderovereenkomsten met derde landen, als een uitdrukking van een gemeenschappelijk streven, dat met vereende krachten moet worden voortgezet.