16. evidenzia che lo sviluppo agricolo dei paesi più poveri, come l'eradicazione della fame e della povertà rurale, possono essere affrontati solo se si incide contemporaneamente sullo sviluppo della loro produzione alimentare, la salvaguardia degli attuali posti di lavoro e la creazione di nuovi in ambito rurale, dove gran parte delle attività viene svolta essenzialmente in ambito familiare o dalle donne, e il mantenimento di una gestione sostenibile delle risorse naturali;
16. wijst erop dat plattelandsontwikkeling in de armste landen en bestrijding van de honger en de armoede op het platteland slechts mogelijk zijn indien terzelfder tijd wordt gezorgd voor de ontwikkeling van de productie van levensmiddelen, behoud en schepping van werkgelegenheid op het platteland, met name voor vrouwen en in familiebedrijven, en behoud en duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen;