Met het oog op deze hogere voorziening moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat het Gerecht voor am
btenarenzaken eraan heeft herinnerd dat elk individueel besluit dat overeenkomstig het Ambtenarenstatuut wordt genomen en dat bezwarend is, met redenen moet worden omkleed, en dat de motiveringsplicht tot doel heeft, enerzijds de rechter in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de wettigheid van het besluit en anderzijds aan de betrokkene de noodzakelijke gegevens te verschaffen om uit te maken of het besluit al dan niet gegrond is en hem in
staat te stellen te beoordelen ...[+++] of het instellen van beroep opportuun is. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van 4 juli 1996, Parlement/Innamorati (C‑254/95 P, Jurispr. blz. I‑3423, punten 24‑28), heeft het hier echter aan toegevoegd dat, wat de besluiten van een jury van een vergelijkend onderzoek betreft, de motiveringsplicht in overeenstemming moet worden gebracht met de eerbiediging van het in artikel 6 van bijlage III bij het Ambtenarenstatuut geformuleerde beginsel volgens hetwelk de werkzaamheden van de jury geheim zijn, welk geheim is ingevoerd teneinde de onafhankelijkheid en onbevangenheid van de jury’s te waarborgen. De eerbiediging van dit geheim brengt dus mee dat de opvattingen van de individuele juryleden niet ruchtbaar mogen worden en dat gegevens, verband houdende met beoordelingen, de kandidaten persoonlijk dan wel in vergelijking met andere kandidaten betreffende, niet aan de openbaarheid mogen worden prijsgegeven, alsook dat het vereiste van motivering van de besluiten van de jury van een vergelijkend onderzoek rekening moet houden met de aard van de betrokken werkzaamheden die, in de fase van het onderzoek naar de bekwaamheden van de kandidaten, vooral vergelijkend van aard zijn en derhalve worden gedekt door het geheim van die werkzaamheden (punten 30 en 31 van het bestreden arrest).Ai fini del presente ricorso, occorre in primo luogo osservare che il Tribunale della funzione pubblica ha ricordato che ogni decisione individuale adottata in applicazione dello Statuto, che arrechi pregiudizio, deve essere motivata e che l’obbligo di motivazione consiste, da una parte, nel permettere al giudice di esercitare il suo controllo sulla legittimità della decisione e, dall’altra, nel fornire all’interessato le indicazioni necessarie a conoscere se la decisione sia fondata o no ed a permettergli di valutare l’opportunità della proposizione di un ricorso. Esso ha nondimeno aggiunto, facendo riferimento alla sentenza della Corte 4 luglio 1996, causa C‑254/95 P, Parlamento/Innamorati (Racc. pag. I‑3423, punti 24‑28), che, per quanto
...[+++] riguarda le decisioni adottate dalla commissione giudicatrice di un concorso, l’obbligo di motivazione deve essere conciliato con l’osservanza del segreto che circonda i lavori della commissione giudicatrice, a norma dell’art. 6 dell’allegato III dello Statuto, segreto istituito allo scopo di garantire l’indipendenza delle commissioni giudicatrici e l’obiettività dei loro lavori. L’osservanza del segreto osta quindi sia alla divulgazione delle posizioni adottate dai singoli membri delle commissioni giudicatrici sia di tutti gli elementi relativi alle valutazioni di carattere personale o comparativo riguardanti i candidati, e il requisito della motivazione delle decisioni di una commissione giudicatrice di un concorso deve tenere conto della natura dei lavori di cui trattasi, i quali, nella fase dell’esame delle attitudini dei candidati, sono anzitutto di natura comparativa e, conseguentemente coperti dal segreto che caratterizza tali lavori (punti 30 e 31 della sentenza impugnata).