(4) Le decisioni di allontanamento dei cittadini di paesi terzi vanno adottate in conformità dei diritti fondamentali, quali garantiti dalla convenzione europea per la salvaguardia dei diritti dell'uomo e delle libertà fondamentali, del 4 novembre 1950, in particolare dagli articoli 3 e 8, e dalla convenzione di Ginevra relativa allo status dei rifugiati, del 28 luglio 1951, e quali risultano dai principi costituzionali comuni agli Stati membri.
(4) De besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen moeten worden aangenomen conform de grondrechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, met name de artikelen 3 en 8 daarvan, en door het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, en zoals die voortvloeien uit de gemeenschappelijke grondwetbeginselen van de lidstaten.