lo Stato membro interessato può decidere di non abbattere e distruggere gli animali, individuati dall’indagine di cui al punto 1, lettera b), secondo e terzo trattino, qualora sia difficile ottenere capi ovini di rimpiazzo di un genotipo noto, sia bassa la frequenza dell’allelo ARR nella razza o nell’azienda ovvero se ciò sia ritenuto necessario per evitare l’allevamento in consanguineità, oppure dopo aver considerato tutti i fattori epidemiologici.
een lidstaat kan besluiten de in het kader van het in punt 1, onder b), tweede en derde streepje, bedoelde onderzoek geïdentificeerde dieren niet te doden en te vernietigen, als het moeilijk is nieuwe schapen met een bekend genotype te vinden, de frequentie van het ARR-allel binnen het ras of op het bedrijf klein is, het nodig geacht wordt inteelt te voorkomen of het besluit op een gemotiveerde afweging van alle epidemiologische factoren gebaseerd is.